Hoewel velen heel goed weten wie de majoor is, krijgt de nieuwe generatie Nederlanders het steeds moeilijker met deze naam. Natuurlijk staat er een standbeeld van de majoor in Amsterdam en valt de naam af- en toe in een gesprek, maar hoe leg je aan de nieuwe generatie uit wie ze was?
De majoor kwam op 8 juni 1913 ter wereld als Alida Margaretha Bosshardt in Utrecht. Haar moeder was reformatorisch en haar vader was rooms-katholiek. Samen bezochten ze verschillende kerken. Toen de majoor op achttienjarige leeftijd een openluchtsamenkomst van het Leger des Heils zag, besloot ze lid te worden. In 1932 werd ze dan ook heilsoldaat. Ook al werd de majoor bevorderd tot luitenant-kolonel en benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau en de Orde van de Stichter: de majoor bleef de majoor heten. Ook bleef ze de organisatie steunen na haar pensioen in 1978. Op 25 juni 2007 is de majoor op 94-jarige leeftijd overleden.
Op 93-jarige leeftijd strompelde de majoor nog door de straten van Utrecht voor een televisie-uitzending. “Ik kan haast niet meer!”, riep ze naar een terras waar enkele mensen zaten te genieten van de zon. Maar toch ging ze door. Vlak ervoor beval de majoor nog haar oude jeugdvriendin om de Strijdkreet uit te delen aan voorbijgangers. Een typerend beeld, want de majoor zocht altijd naar de gelegenheid om een paar woorden te zeggen over de betekenis van het geloof in haar leven.
Henny Tinga was zeventien jaar toen ze het hulpje werd van de majoor. Zelfs toen de majoor werd bevorderd tot kolonel, stond Tinga trouw aan haar zijde. Net als Ronald Bar. Hij was de privésecretaris van de majoor in de laatste zeven jaar van haar leven.
“Ik ging wekelijks naar haar huis”, vertelt Bar aan de telefoon. Hij heeft niet zoveel tijd om te praten, want er kan op ieder moment iemand binnenkomen in het museum van het Leger des Heils. “Als ik bij haar thuis was, namen we de agenda door. En dat niet alleen. Ze hielp mij ook met het geestelijke.” Bar is zelf pastoraal werk gaan doen in het bejaardentehuis van het Leger des Heils om met mensen in contact te komen. “De majoor leerde mij om altijd oprecht te luisteren naar iemands verhaal. En ook om eerlijk te zeggen als je er geen antwoord op weet.” Dit is typisch voor de majoor, want ze was altijd bloedeerlijk. Wanneer ze niet wist wat het antwoord was op een vraag, zei ze altijd: “Ik ben ook maar een mens en dit gaat mij ook te boven.”
Ook Henny Tinga heeft het druk, maar maakt graag tijd vrij voor een gesprek over de majoor. “Ik heb veel herinneringen aan haar. Wat natuurlijk vrij logisch is, want ik heb zo lang met haar opgetrokken.” Tinga woonde jarenlang met haar gezin in een pand aan de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam. De majoor woonde er ook. Na het overlijden van de majoor veranderde haar huis in een Majoor Bosshardt info- en documentatiecentrum. Tinga komt er nog vaak. “Soms heb ik een klein beetje heimwee naar haar. Ze zei altijd: ‘Zal ik een kopje thee zetten of doe jij dat?’, waarop ik altijd antwoordde: ‘Ik doe het wel majoor.’ Dus als ik alleen naar haar huis ga, zeg ik nog wel eens: ‘Zal ik een kopje thee zetten?’.”
Voor Tinga en Bar was de majoor een voorbeeld. “Ze leerde me hoe je de mens moest zien en dat je geen oordeel over ze moest vellen. Je moet mensen nooit veroordelen op wat ze zijn geweest, maar altijd kijken naar wat er weer mogelijk is”, vertelt Bar opgetogen. Voor Tinga was de majoor een geestelijke moeder. “Je hebt een eigen moeder met alles wat daarbij hoort, maar je kunt ook een geestelijke moeder hebben. En dat was de majoor voor mij. Ze wees me de weg in het leven, hielp me met het kijken naar dingen en corrigeerde me wanneer ik zat te klooien toen ik jong was. Maar dit deed ze wel met heel veel warmte en genegenheid.”
“Als de majoor ’s avonds thuiskwam van een lezing, moest ze haar auto in de garage zetten en teruglopen over de Wallen. Vaak stonden er heroïneprostituees op de brug. De majoor maakte voor hen altijd graag tijd om een praatje te maken. Gewoon van mens tot mens”, vertelt Bar. En dit deed ze met mensen van de straat tot het Koninklijk Huis. “Ze was goed bevriend met prinses Juliana, maar de majoor heeft ook warme banden gehad met prinses Beatrix.” En dat niet alleen. “De majoor had op een gegeven moment een boek en een scheurkalender voor Hans”, gaat Bar verder. “Ze had die twee dingen altijd in haar handtasje zitten voor als ze hem zou tegenkomen, want ze had immers beloofd dat ze die dingen aan Hans zou geven. Dus de majoor ging regelmatig terug om te kijken of hij er was. Toen ze hem eindelijk zag, zei ze: ‘Oh Hans, ik heb veel aan je gedacht. Ik ben hier vaak geweest, maar je was telkens niet aanwezig!’ Ze had gewoon zoveel interesse in de mensen. De majoor was erg speciaal..”
Elf jaar na het overlijden van de majoor herinneren nabestaanden zich haar nog goed. Is het moeilijk om over haar te praten? “Nee hoor”, antwoorden Tinga en Bar. “Ik denk dat we heel goed kunnen terugkijken op een prachtig leven van de majoor. Dus nee, daar ben ik niet verdrietig om”, zegt Bar. “Maar dat was ze zelf ook niet.”