Bepaalt je afkomst je bestemming? Bij het Leger des Heils is het nog wel zo: alle betaalde krachten zijn christen. En dat terwijl de samenleving in een rap tempo seculariseert. Is deze maatregel nog wel van deze tijd?
Achterin het industriële pand klinkt geroezemoes door de radio heen. Vier mannen hebben zich verzameld rondom een eikenhouten tafel waar ze met grote precisie microvezeldoeken dubbelvouwen en vervolgens netjes op een stapel leggen. De doeken zouden verderop geniet moeten worden, maar tot grote ergernis van de groep functioneert de machine niet meer. Het lijkt hier een gewone werkplek, maar schijn bedriegt.
Op de ‘50|50-afdeling’ van het Leger des Heils worden mensen op grote afstand tot de arbeidsmarkt geholpen bij het re-integreren. Waar sommige deelnemers al jaren niet meer hebben gewerkt, is het laatste baantje voor anderen korter geleden. Wat opvalt is dat al hun begeleiders christen zijn, want dat is de eis die het Leger des Heils stelt. Voor vrijwilligers geldt deze eis overigens niet. “We willen wel een bruggetje hebben naar mensen van andere culturen, zoals bij de vluchtelingenopvang”, zegt Koos Koelewijn, afdeling directiezaken bij het Leger des Heils.
Als voormalige directeur van het Leger des Heils heeft luitenant-kolonel Ine Voorham dit beleid altijd met overtuiging overgedragen. Enkele jaren geleden vertelde ze aan het Reformatorisch Dagblad dat er in seculiere kring regelmatig kritiek is op het feit dat alleen christenen medewerker mogen worden bij het Leger. Koelewijn geeft dan ook aan niet zeker te weten of de eis er over dertig jaar nog is. “Het verwatert wat. Mensen geloven tegenwoordig minder, dus hoe hard kun je die eis dan nog volhouden?” De organisatie staat dus voor een dilemma: of ze houden de eis met het risico dat het Leger niet groter kan worden, of ze schrappen de eis om ook in de toekomst aan de hulpvraag te voldoen.
In de biologische tuin in Amsterdam-Noord is het rustig. In de verte zijn twee stagiaires bezig in de tuin. Naast één van de kassen hangt een man gekleed in een oversized sweater en een vervallen spijkerbroek op een rollator. Met trillende handen lurkt hij aan zijn sigaret. De man tuurt gespannen naar het groepje mensen dat zich naast de kassen heeft verzameld. Eén van de arbeidstrainers zegt lachend dat alle problemen van de deelnemers in tuintaal worden besproken, waarop de rokende Amsterdammer roept: “Als ik deze tuin niet had gehad, was ik in de goot beland!” Hij zwaait er nog net niet met zijn vinger bij.
Ondanks het feit dat het Leger des Heils een christelijke zorginstelling is, merken de deelnemers op de ‘50|50-afdeling’ weinig van het geloof. Zo moeten ze op Witte Donderdag en Goede Vrijdag gewoon aan het werk en wordt er niet meer gebeden voor het eten. “We moeten uitkijken dat we niet gaan evangeliseren”, zegt Evelien van Wijk, communicatieadviseur bij het Goodwillcentra in Amsterdam. “Uit onze daden moet de liefde van God blijken. Niet uit onze woorden.” Op andere afdelingen binnen het Leger des Heils wordt er wel eens gevraagd of een medewerker voor hen wil bidden, vertelt Van Wijk. Eén van de arbeidstrainers bij de biologische tuin van het Leger des Heils zegt echter dat ‘je wel over God mag vertellen, maar wat ze ermee doen is aan hen.’
Binnen het Leger des Heils zijn de meningen dus verdeeld. Ook al staat het duidelijk op de website bij de missie van het Leger dat de opdracht het prediken van het Evangelie van Jezus Christus is.
Maar waarom is het dan toch zo belangrijk dat de eis overeind blijft? Koelewijn geeft immers zelf al aan dat de eis waarschijnlijk langzaam zal verdwijnen. Spencer Buth, theoloog, vertelt dat het voor hem belangrijk is dat christelijke zorginstellingen christelijk blijven. “Ik vind ze belangrijk als tegenstem. Een geprofileerde zorginstelling kan een tegengeluid laten horen in een tijd waarin medisch-ethische ontwikkelingen erg snel gaan.” De theoloog geeft verder nadrukkelijk aan dat het niet betekent dat er geen goede zorg meer zou zijn in Nederland als christelijke organisaties hun identiteit zouden opgeven.
Monique Ratheiser, docent levensbeschouwing en filosofie aan Windesheim in Zwolle, is het met Buth eens. “Het Leger des Heils is een institutie met veel autoriteit. Wanneer ze hun christelijke beginselen verliezen, mis je een stem met autoriteit die een ander geluid kan laten horen. En dat is jammer, want dan denken er heel weinig mensen nog kritisch na over belangrijke vraagstukken. Individuele christenen zijn dan degenen die nog op een zeepkistje kunnen staan om te zeggen dat ze tegen zijn, maar dat zet niet zoveel zode aan de dijk.”
Koelewijn is het deels met Buth eens. “Je hoort mij niet zeggen dat een niet-christen geen goede hulpverlener kan zijn, maar ik constateer wél dat er een bepaalde sfeer heerst onder onze medewerkers. Ik denk dat die sfeer anders is bij ons dan bij andere organisaties. Het geeft een soort samenbinding. Zo kan ik bijvoorbeeld op maandag aan een collega vragen of hij gisteren naar de kerk is geweest en op die manier een gesprek aanknopen. Maar ik weet ook weer niet zeker of dat voortkomt uit ons christelijke geloof of dat je dat ook op een andere manier binnen een organisatie kunt hebben.” Ferdinand van de Velde, manager bij de afdeling Utrecht van het Leger des Heils, zegt het erg jammer te vinden als de eis van christelijke werknemers zou vallen: “De eis is ons DNA.”
Maar wanneer is er sprake van secularisatie bij christelijke zorginstellingen? Buth legt het uit: “Als een van oorsprong christelijke zorginstelling flink geseculariseerd is, zie je dat ze meegaan in het mensbeeld van deze tijd. Dat betekent dat een zorginstelling bijvoorbeeld geen principiële bezwaren (meer) heeft tegen euthanasie. Als een zorginstelling daar géén medewerking aan verleent, kunnen we dus stellen dat de oorspronkelijke christelijke identiteit nog steeds invloed heeft op vraagstukken binnen de organisatie.” Dus de organisatie is niet sterk geseculariseerd.
Het Leger des Heils is de laatste halte voor de meeste deelnemers, want op andere plekken worden ze vaak al ‘uitgekotst’. Deelnemers kiezen dus niet specifiek vanwege het geloof om naar het Leger te gaan, maar wel om de sfeer. Koelewijn vertelt dat veel deelnemers hebben aangegeven dat ze zich veilig en welkom voelen bij het Leger des Heils. De medewerkers werken er vanuit oprechte religieus gevoede zorg voor de wereld, zoals Ratheiser het stelt. “Als het Leger des Heils dat ooit kwijtraakt en een gewone zorginstelling wordt, wat blijft er van over?”